23 Dit nu zijn de getallen van de afdelingen dergenen die, ten strijde toegerust, tot David kwamen te Hebron om volgens de belofte des Heren het koningschap van Saul op hem te doen overgaan:
24 Judeeërs, schild en speer dragend, zesduizend achthonderd ten strijde toegerusten.
25 Van de Simeonieten: dappere helden in de strijd, zevenduizend en honderd.
26 Van de Levieten: vierduizend zeshonderd;
27 voorts Jehojada, een vorst van de Aäronieten, en met hem drieduizend zevenhonderd;
28 en Sadok, een jongeman, een dapper held, met zijn familie: tweeëntwintig oversten.
29 Van de Benjaminieten, de stamgenoten van Saul, drieduizend; het grootste gedeelte van hen was echter tot dusver trouw gebleven aan het huis van Saul.