21 en Mattitja, Elifelehu, Miknejahu, Obed-Edom, Jeïel en Azazjahu met citers, acht tonen lager, ter begeleiding.
22 Kenanja, de overste der Levieten, ging over het vervoer; hij regelde het vervoer, omdat hij een man van inzicht was.
23 Berekja en Elkana waren poortwachters bij de ark;
24 de priesters Sebanja, Josafat, Netanel, Amasai, Zekarja, Benaja en Eliëzer bliezen op de trompetten voor de ark Gods; en Obed-Edom en Jechia waren poortwachters bij de ark.
25 Toen gingen David, de oudsten van Israël en de oversten over duizend heen om met vreugdebetoon de ark van het verbond des Heren over te brengen uit het huis van Obed-Edom.
26 En nu God de Levieten hielp, die de ark van het verbond des Heren droegen, offerden zij zeven stieren en zeven rammen.
27 David was gekleed in een mantel van fijn linnen, evenals al de Levieten die de ark droegen, de zangers, en Kenanja, die over het vervoer en de zangers de leiding had; en David droeg een linnen lijfrok.