34 Looft de Here, want Hij is goed,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
35 En zegt: Verlos ons, o God van ons heil,verzamel ons en red ons uit de volken,opdat wij uw heilige naam loven,ons beroemen in uw lof.
36 Geprezen zij de Here, de God Israëls,van eeuwigheid en tot eeuwigheid.En al het volk zeide: Amen, en: Loof de Here.
37 Toen liet hij daar, voor de ark van het verbond des Heren, blijven Asaf en zijn broeders om bestendig dienst te doen vóór de ark, zoals het voor elke dag was voorgeschreven;
38 evenzo Obed-Edom en hun broeders, achtenzestig; voorts Obed-Edom, de zoon van Jedutun, en Chosa als poortwachters.
39 De priester Sadok echter, en zijn broeders, de priesters, (liet hij blijven) voor de tabernakel des Heren op de offerhoogte te Gibeon,
40 om bestendig des morgens en des avonds de Here brandoffers te brengen op het brandofferaltaar en alles te volbrengen wat voorgeschreven is in de wet des Heren, die Hij Israël geboden had.