7 Toen, op die dag, droeg David voor de eerste maal Asaf en zijn broeders op, de Here te loven:
8 Looft de Here, roept zijn naam aan,maakt onder de volken zijn daden bekend;
9 zingt Hem, psalmzingt Hem,gewaagt van al zijn wonderen.
10 Beroemt u in zijn heilige naam,het hart van wie de Here zoeken, verheuge zich.
11 Vraagt naar de Here en zijn sterkte,zoekt zijn aangezicht bestendig.
12 Gedenkt aan de wonderen die Hij heeft gedaan,zijn tekenen en de oordelen van zijn mond,
13 gij nakroost van Israël, zijn knecht,gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen.