23 Maar Gesur en Aram namen de dorpen van Jaïr in, en eveneens Kenat en onderhorige plaatsen, zestig nederzettingen. Deze alle behoorden aan Makir, de vader van Gilead.
24 Maar na de dood van Chesron in Kaleb-Efrata baarde de vrouw van Chesron, Abia, hem ook nog Aschur, de vader van Tekoa.
25 De zonen van Jerachmeël, de eerstgeborene van Chesron, waren: de eerstgeborene Ram, voorts Buna, Oren, Osem en Achia.
26 Jerachmeël had echter nog een andere vrouw, die Atara heette; deze was de moeder van Onam.
27 De zonen van Ram, de eerstgeborene van Jerachmeël, nu waren: Maäs, Jamin en Eker.
28 De zonen van Onam: Sammai en Jada, en de zonen van Sammai: Nadab en Abisur.
29 De vrouw van Abisur heette Abihaïl; deze baarde hem Achban en Molid.