25 En David gaf Ornan voor die plaats zeshonderd gouden sikkels in gewicht.
26 David bouwde daar een altaar voor de Here, bracht brandoffers, en vredeoffers, en riep tot de Here, die hem antwoordde met vuur uit de hemel op het brandofferaltaar.
27 Toen gaf de Here de engel bevel, zijn zwaard in de schede te steken.
28 Op dat tijdstip, toen David zag, dat de Here hem op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan geantwoord had, offerde hij daar.
29 De tabernakel des Heren, die Mozes gemaakt had in de woestijn, en het brandofferaltaar stonden in die tijd wel op de hoogte te Gibeon,
30 maar David kon daar niet voor God verschijnen om Hem te zoeken, want hij was bevangen door schrik voor het zwaard van de engel des Heren.