13 Dan zult gij voorspoed hebben, indien gij stipt onderhoudt de inzettingen en de verordeningen, die de Here Mozes geboden heeft Israël op te leggen. Wees sterk en moedig; vrees niet en wees niet verschrikt.
14 Zie, ik heb bij al mijn ellende, voor het huis des Heren gereed gelegd: honderdduizend talenten goud, een miljoen talenten zilver; zoveel koper en ijzer dat het niet te wegen is, ook hout en stenen heb ik gereed gelegd; en gij moet dit nog aanvullen.
15 Bovendien staan u ter beschikking een menigte werklieden: steenhouwers, metselaars, timmerlieden, en allerlei vaklieden voor alle soorten werk
16 in goud, zilver, koper en ijzer, zonder tal. Op dan, aan de arbeid! De Here zij met u.
17 En David gebood al de oversten van Israël zijn zoon Salomo te helpen:
18 Is niet de Here uw God met u, en heeft Hij u niet aan alle kanten rust gegeven? Hij heeft immers de inwoners van het land in mijn macht gegeven, zodat het land onderworpen is voor het aangezicht van de Here en van zijn volk.
19 Zet nu uw hart en uw ziel erop, de Here, uw God, te zoeken. Op dan! Bouwt het heiligdom van de Here God, opdat men de ark van het verbond des Heren en de heilige voorwerpen Gods naar het huis kan brengen, dat voor de naam des Heren gebouwd wordt.