7 en David zeide tot Salomo: Mijn zoon, ik zelf had het voornemen een huis te bouwen voor de naam van de Here, mijn God,
8 maar het woord des Heren kwam tot mij: Gij hebt veel bloed vergoten en grote oorlogen gevoerd; gij moogt voor mijn naam geen huis bouwen, omdat gij veel bloed voor mijn aangezicht ter aarde hebt doen vloeien.
9 Zie, u zal een zoon geboren worden; hij zal een man van rust zijn, Ik zal hem rust geven van al zijn vijanden rondom. Want hij zal Salomo heten, en Ik zal vrede en rust in Israël geven in zijn dagen.
10 Die zal een huis bouwen voor mijn naam; hij zal Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot een vader; Ik zal zijn koninklijke troon in Israël voor immer bevestigen.
11 Nu dan, mijn zoon, de Here zij met u, opdat gij het huis van de Here, uw God, voorspoedig zult kunnen bouwen, zoals Hij aangaande u gesproken heeft.
12 Voorwaar, de Here geve u verstand en inzicht, en stelle u over Israël, opdat gij de wet van de Here, uw God, onderhoudt.
13 Dan zult gij voorspoed hebben, indien gij stipt onderhoudt de inzettingen en de verordeningen, die de Here Mozes geboden heeft Israël op te leggen. Wees sterk en moedig; vrees niet en wees niet verschrikt.