12 De zonen van Kehat waren: Amram, Jishar, Chebron en Uzziël, vier.
13 De zonen van Amram: Aäron en Mozes; Aäron werd afgezonderd, opdat hij voor altijd als allerheiligst geheiligd zou worden, hij met zijn zonen, om offers te ontsteken voor het aangezicht des Heren, om Hem te dienen en in zijn naam te zegenen voor altijd.
14 Wat Mozes, de man Gods, betreft, zijn zonen werden bij de stam Levi gerekend.
15 De zonen van Mozes waren: Gersom en Eliëzer;
16 de zonen van Gersom: Sebuël, het hoofd.
17 De zonen van Eliëzer: Rechabja, het hoofd; en andere zonen had Eliëzer niet, maar de zonen van Rechabja waren buitengewoon talrijk.
18 De zonen van Jishar waren: Selomit, het hoofd;