21 De zonen van Merari waren: Machli en Musi; de zonen van Machli: Elazar en Kis.
22 Toen Elazar stierf, had hij geen zonen, maar alleen dochters; de zonen van Kis, haar neven, namen ze tot vrouw.
23 De zonen van Musi waren: Machli, Eder en Jeremot, drie.
24 Dit waren de Levieten naar hun families – de familiehoofden naar hun telling opgesomd met hun namen, hoofd voor hoofd – die een taak hadden bij de dienst van het huis des Heren, van twintig jaar oud en daarboven.
25 Want David had gezegd: De Here, de God van Israël, heeft zijn volk rust geschonken, en Hij woont voor immer te Jeruzalem;
26 nu behoeven de Levieten de tabernakel en al zijn dienstgerei niet meer te dragen.
27 Immers volgens de laatste bevelen van David werd het getal der Levieten gevormd door hen, die twintig jaar oud waren en daarboven.