25 Want David had gezegd: De Here, de God van Israël, heeft zijn volk rust geschonken, en Hij woont voor immer te Jeruzalem;
26 nu behoeven de Levieten de tabernakel en al zijn dienstgerei niet meer te dragen.
27 Immers volgens de laatste bevelen van David werd het getal der Levieten gevormd door hen, die twintig jaar oud waren en daarboven.
28 Zij stonden dan de zonen van Aäron terzijde bij de dienst in het huis des Heren en gingen over de voorhoven, de vertrekken, de reiniging van al het heilige, de werkzaamheden van de dienst in het huis Gods,
29 het toonbrood, het fijn meel voor het spijsoffer, de ongezuurde dunne koeken, de bakplaat, het beslag, en alle inhouds- en lengtematen;
30 en moesten voorts elke morgen en avond gereedstaan om de Here te loven en te prijzen,
31 en evenzeer bij het brengen van alle brandoffers aan de Here, op de sabbatten, de nieuwe maanden en de feesten, gedurig voor het aangezicht des Heren staande in een aantal, als hun voorgeschreven was.