13 het dertiende op Chuppa, het veertiende op Jesebab,
14 het vijftiende op Bilga, het zestiende op Immer,
15 het zeventiende op Chezir, het achttiende op Happisses,
16 het negentiende op Petachja, het twintigste op Jechezkel,
17 het eenentwintigste op Jakin, het tweeëntwintigste op Gamul,
18 het drieëntwintigste op Delaja, het vierentwintigste op Maäzja.
19 Dit zijn hun dienstgroepen voor hun ambtswerk, opdat zij het huis des Heren zouden binnengaan volgens de verordeningen, hun gegeven door hun vader Aäron, naar hetgeen de Here, de God van Israël, hem geboden had.