26 De zonen van Merari waren Machli en Musi, de zonen van zijn zoon Jaäziahu.
27 De zonen van Merari uit zijn zoon Jaäziahu: Soham, Zakkur en Ibri.
28 Van Machli: Elazar; deze had geen zonen.
29 Wat Kis aangaat, de zonen van Kis: Jerachmeël.
30 En de zonen van Musi waren Machli, Eder en Jerimot. Dit zijn de zonen der Levieten volgens hun families.
31 Ook zij wierpen het lot, evenals hun broeders, de zonen van Aäron, ten overstaan van koning David, Sadok, Achimelek en de familiehoofden der priesters en der Levieten; het hoofd van elke familie evenzeer als zijn jongste broeder.