7 Het eerste lot nu viel op Jojarib, het tweede op Jedaja,
8 het derde op Charim, het vierde op Seorim,
9 het vijfde op Malkia, het zesde op Miamin,
10 het zevende op Hakkos, het achtste op Abia,
11 het negende op Jesua, het tiende op Sekanja,
12 het elfde op Eljasib, het twaalfde op Jakim,
13 het dertiende op Chuppa, het veertiende op Jesebab,