23 de zestiende was Chananja, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
24 de zeventiende was Josbekasa, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
25 de achttiende was Chanani, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
26 de negentiende was Malloti, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
27 de twintigste was Eliata, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
28 de eenentwintigste was Hotir, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
29 de tweeëntwintigste was Giddalti, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;