26 de negentiende was Malloti, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
27 de twintigste was Eliata, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
28 de eenentwintigste was Hotir, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
29 de tweeëntwintigste was Giddalti, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
30 de drieëntwintigste was Machaziot, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
31 de vierentwintigste was Romamti-Ezer, zijn zonen en zijn broeders: twaalf.