7 en hun aantal bedroeg, met inbegrip van hun broeders die onderricht waren in de zang voor de Here, allen die volleerd waren: tweehonderd achtentachtig.
8 Zij wierpen het lot voor de regeling der diensten, de jongste evenzeer als de oudste, de volleerde zowel als de leerling.
9 Het eerste lot – voor Asaf – viel op Jozef; Gedalja was de tweede: hijzelf, zijn broeders en zijn zonen: twaalf.
10 De derde was Zakkur, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
11 de vierde was Jisri, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
12 de vijfde was Netanja, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;
13 de zesde was Bukkiahu, zijn zonen en zijn broeders: twaalf;