13 Zij lootten om elke poort, volgens hun families, zowel de jongste als de oudste.
14 Het lot voor de Oostpoort viel op Selemja; toen men het lot wierp voor zijn zoon Zekarja, een verstandig raadsman, viel zijn lot op de Noordpoort.
15 Voor Obed-Edom was de Zuidpoort, en voor zijn zonen de voorraadkamer.
16 Voor Suppim en Chosa de Westpoort, benevens de Salleketpoort bij de oplopende straat, de ene wachtpost tegenover de andere:
17 aan de oostkant (dagelijks) zes Levieten, aan de noordkant dagelijks vier, aan de zuidkant dagelijks vier, en bij de voorraden om beurten twee;
18 bij het bijgebouw aan de westzijde vier aan de straat en twee bij het bijgebouw.
19 Dit waren de afdelingen der poortwachters van de zonen van Korach en van de zonen van Merari.