16 Voor Suppim en Chosa de Westpoort, benevens de Salleketpoort bij de oplopende straat, de ene wachtpost tegenover de andere:
17 aan de oostkant (dagelijks) zes Levieten, aan de noordkant dagelijks vier, aan de zuidkant dagelijks vier, en bij de voorraden om beurten twee;
18 bij het bijgebouw aan de westzijde vier aan de straat en twee bij het bijgebouw.
19 Dit waren de afdelingen der poortwachters van de zonen van Korach en van de zonen van Merari.
20 Hun broeders, de Levieten, die het opzicht hadden over de schatten van het huis Gods en over de schatten der geheiligde voorwerpen,
21 waren de zonen van de Gersoniet Ladan, de familiehoofden van de Gersoniet Ladan: Jechiëli.
22 De zonen van Jechiëli, Zetam en zijn broeder Joël, hadden het opzicht over de schatten van het huis des Heren.