19 Dit waren de afdelingen der poortwachters van de zonen van Korach en van de zonen van Merari.
20 Hun broeders, de Levieten, die het opzicht hadden over de schatten van het huis Gods en over de schatten der geheiligde voorwerpen,
21 waren de zonen van de Gersoniet Ladan, de familiehoofden van de Gersoniet Ladan: Jechiëli.
22 De zonen van Jechiëli, Zetam en zijn broeder Joël, hadden het opzicht over de schatten van het huis des Heren.
23 Van de Amramieten, de Jisharieten, de Chebronieten en de Uzziëlieten
24 was Sebuël, de zoon van Gersom, de zoon van Mozes, vorst over de schatten.
25 Zijn verwanten in de lijn van Eliëzer waren: diens zoon Rechabja, diens zoon Jesaja, diens zoon Joram, diens zoon Zikri en diens zoon Selomit –