3 de vijfde Elam, de zesde Jochanan, de zevende Eljoënai.
4 Van Obed-Edom de zonen: de eerstgeborene Semaja, de tweede Jozabad, de derde Joach, de vierde Sakar, de vijfde Netanel,
5 de zesde Ammiël, de zevende Issakar, de achtste Peülletai; want God had hem gezegend.
6 Aan zijn zoon Semaja werden zonen geboren, die regeerden over hun familie, want zij waren dappere helden.
7 De zonen van Semaja waren Otni, Refaël, Obed, Elzabad met zijn broeders, kloeke mannen, Elihu en Semakjahu.
8 Deze allen behoorden tot de zonen van Obed-Edom; zij, hun zonen en hun broeders, kloeke mannen, tot de dienst bekwaam: tweeënzestig uit het geslacht Obed-Edom.
9 En van Meselemja, de zonen en broeders, kloeke mannen, achttien.