30 Over de kamelen ging de Ismaëliet Obil; over de ezelinnen de Meronotiet Jechdejahu;
31 en over het kleinvee de Hagriet Jaziz. Deze allen waren de beheerders van de have van koning David.
32 Jonatan, Davids oom, was raadsheer, een man van inzicht en een schrijver; en Jechiël, de zoon van Chakmoni, was bij de zonen des konings.
33 Achitofel was eveneens een raadsheer van de koning, terwijl de Arkiet Chusai des konings vriend was;
34 en na Achitofel: Jojada, de zoon van Benaja, en Abjatar. Krijgsoverste van de koning was Joab.