9 allen zonen van David, uitgenomen de zonen der bijvrouwen. Tamar was hun zuster.
10 De zoon van Salomo was Rechabeam; diens zoon was Abia, diens zoon Asa, diens zoon Josafat,
11 diens zoon Joram, diens zoon Achazja, diens zoon Joas,
12 diens zoon Amasja, diens zoon Azarja, diens zoon Jotam,
13 diens zoon Achaz, diens zoon Hizkia, diens zoon Manasse,
14 diens zoon Amon, diens zoon Josia.
15 De zonen van Josia waren: de eerstgeborene Jochanan, de tweede Jojakim, de derde Sedekia, de vierde Sallum.