30 Betuël, Chorma, Siklag,
31 Bet-Hammarkabot, Chasar-Susim, Bet-Biri en Saäraim; dit waren hun steden, totdat David koning werd.
32 En hun nederzettingen waren Etam, Ain, Rimmon, Token en Asan, vijf steden,
33 ook al hun nederzettingen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Zij hielden hun eigen geslachtsregisters.
34 En Mesobab, Jamlek, Josa, de zoon van Amasja,
35 Joël, Jehu – de zoon van Josibja, de zoon van Seraja, de zoon van Asiël –,
36 Eljoënai, Jaäkoba, Jesochaja, Asaja, Adiël, Jesimiël, Benaja