38 de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, de zoon van Levi, de zoon van Israël.
39 Aan zijn rechterhand stond Asaf, zijn broeder; deze was de zoon van Berekja, de zoon van Sima,
40 de zoon van Michaël, de zoon van Baäseja, de zoon van Malkia,
41 de zoon van Etni, de zoon van Zerach, de zoon van Adaja,
42 de zoon van Etan, de zoon van Zimma, de zoon van Simi,
43 de zoon van Jachat, de zoon van Gersom, de zoon van Levi.
44 Aan de linkerzijde stonden hun broeders, de zonen van Merari: Etan, de zoon van Kisi, de zoon van Abdi, de zoon van Malluk,