50 Dit zijn de zonen van Aäron: zijn zoon Eleazar, diens zoon Pinechas, diens zoon Abisua,
51 diens zoon Bukki, diens zoon Uzzi, diens zoon Zerachja,
52 diens zoon Merajot, diens zoon Amarja, diens zoon Achitub,
53 diens zoon Sadok, en diens zoon Achimaäs.
54 Hun woonplaatsen, de tentenkampen op hun grondgebied, waren de volgende: aan de zonen van Aäron die tot het geslacht der Kehatieten behoorden – aan wie het (eerste) lot was ten deel gevallen –
55 gaf men Hebron, in het land Juda, met de omliggende weidegronden;
56 maar het akkerland van de stad met de daarbij behorende dorpen had men gegeven aan Kaleb, de zoon van Jefunne.