61 En aan de overige zonen van Kehat, die uit deze stam gesproten waren, (gaf men) bij loting tien steden uit de halve stam, namelijk uit de helft van Manasse.
62 Aan de geslachten der zonen van Gersom (gaf men): uit de stam Issakar, uit de stam Aser, uit de stam Naftali en uit de stam Manasse in Basan: dertien steden.
63 Aan de geslachten der zonen van Merari (gaf men) bij loting: uit de stam Ruben, uit de stam Gad en uit de stam Zebulon: twaalf steden.
64 Dus gaven de Israëlieten aan de Levieten de steden met haar weidegronden:
65 zij gaven uit de stam van de Judeeërs, uit de stam van de Simeonieten en uit de stam van de Benjaminieten bij loting deze steden, die zij met name noemden.
66 En aan de overige geslachten der zonen van Kehat – de steden van hun gebied behoorden tot de stam Efraïm –
67 gaf men de vrijstad Sichem met haar weidegronden, in het gebergte van Efraïm, voorts Gezer met zijn weidegronden,