34 De zoon van Jonatan was Meribbaäl, en Meribbaäl verwekte Micha.
35 De zonen van Micha waren: Piton, Melek, Tarea en Achaz.
36 Achaz verwekte Jehoadda; Jehoadda verwekte Alemet, Azmawet en Zimri; Zimri verwekte Mosa;
37 en Mosa verwekte Bina; diens zoon was Rafa, diens zoon Elasa, diens zoon Asel.
38 Asel had zes zonen, wier namen waren: Azrikam, Bokeru, Jismaël, Searja, Obadja en Chanan; deze allen waren zonen van Asel.
39 De zonen van Esek, zijn broeder, waren: Ulam, zijn eerstgeborene, Jeüs, zijn tweede, Elifelet, zijn derde.
40 De zonen van Ulam waren dappere helden, die de boog spanden, en zij hadden vele kinderen en kleinkinderen: honderd vijftig. Deze allen behoorden tot de zonen van Benjamin.