24 Nadat zij hem gespeend had, nam zij hem mee, met drie stieren, één efa meel en een kruik wijn, en zij bracht hem, een kleine jongen nog, in het huis des Heren te Silo.
25 Toen zij een stier geslacht hadden, brachten zij de knaap tot Eli,
26 en zij zeide: Met uw verlof, mijn heer, zo waar gij leeft, mijn heer, ik ben de vrouw, die hier bij u stond om tot de Here te bidden;
27 om deze jongen heb ik gebeden, en de Here heeft mij gegeven, wat ik van Hem gebeden heb.
28 Daarom sta ik hem aan de Here af; zolang hij leeft, zij hij aan de Here afgestaan. En hij boog zich daar voor de Here neer.