3 Hij nu ging van jaar tot jaar uit zijn stad om de Here der heerscharen te Silo te aanbidden en Hem offers te brengen. Daar waren priesters des Heren de beide zonen van Eli, Chofni en Pinechas.
4 Wanneer de dag aanbrak, dat Elkana offerde, gaf hij aan zijn vrouw Peninna en aan al haar zonen en dochters ieder een deel,
5 maar aan Hanna gaf hij een dubbel deel, want hij had Hanna lief, hoewel de Here haar moederschoot toegesloten had.
6 Haar mededingster echter tergde haar voortdurend om haar tot drift te prikkelen, omdat de Here haar moederschoot toegesloten had.
7 Jaar op jaar, zo dikwijls zij opging naar het huis des Heren, handelde hij zo en tergde zij haar; dan weende zij en at niet.
8 En haar man Elkana zeide tot haar: Hanna, waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd? Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?
9 Eens, nadat men te Silo gegeten en gedronken had, stond Hanna op – de priester Eli zat op een stoel bij de deurpost van de tempel des Heren –