14 Als gij maar de Here vreest, Hem dient, naar Hem luistert en tegen het bevel des Heren niet weerspannig zijt, en zowel gij als de koning die over u regeren zal, de Here, uw God, volgt!
15 Doch, indien gij naar de Here niet luistert en tegen het bevel des Heren weerspannig zijt, dan zal de hand des Heren tegen u zijn zoals ook tegen uw vaderen.
16 Blijft nu nog staan en ziet dit geweldige dat de Here voor uw ogen doen zal.
17 Is het nu niet de tijd van de tarweoogst? Ik zal tot de Here roepen, dat Hij donderslagen en regen geve. Weet dan en ziet, dat het kwaad groot is, dat gij in de ogen des Heren gedaan hebt door voor u een koning te vragen.
18 Toen riep Samuël tot de Here, en de Here gaf op die dag donderslagen en regen, zodat het gehele volk zeer bevreesd werd voor de Here en voor Samuël,
19 en het gehele volk zeide tot Samuël: Bid voor uw knechten tot de Here, uw God, opdat wij niet sterven, want aan al onze zonden hebben wij nog kwaad toegevoegd door voor ons een koning te vragen.
20 En Samuël zeide tot het volk: Vreest niet; wel hebt gij al dit kwaad bedreven, maar wijkt niet langer van de Here af, dient de Here met uw ganse hart.