20 Dus moesten alle Israëlieten naar de Filistijnen gaan om ieder zijn zeis, zijn ploegschaar, zijn bijl of zijn sikkel te laten scherpen –
21 de prijs nu was twee derde sikkel voor de zeisen en de ploegscharen en een derde sikkel voor de hakken en de bijlen en voor het vastzetten van de prikkels –,
22 zodat er op de dag van de strijd zwaard noch speer gevonden werd bij al het volk dat bij Saul en Jonatan was. Maar bij Saul en zijn zoon Jonatan werden zij wel gevonden.
23 En een wachtpost van de Filistijnen was uitgetrokken naar de bergpas van Mikmas.