1 De Filistijnen nu verzamelden hun leger tot de strijd en trokken zich samen te Soko, dat tot Juda behoort. Zij legerden zich te Efes-Dammim tussen Soko en Azeka.
2 Saul en de mannen van Israël verzamelden zich ook en legerden zich in het Terebintendal; en zij stelden zich op in slagorde tegenover de Filistijnen.
3 En de Filistijnen stonden aan de ene zijde op een berghelling, en Israël aan de andere zijde op een berghelling, met het dal tussen hen in.
4 Toen trad een kampvechter uit het leger der Filistijnen naar voren. Hij heette Goliat, uit Gat. Hij was zes el en een span lang.