12 Toen liet Mikal David door het venster naar beneden; hij ging op de vlucht en ontkwam.
13 Daarop nam Mikal de terafim en legde die op het bed; zij legde een net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan en spreidde er een kleed over uit.
14 Toen zond Saul boden om David te halen,
15 maar zij zeide: Hij is ziek. Daarna zond Saul de boden om naar David te gaan zien met het bevel: Brengt hem op het bed tot mij, opdat ik hem dode.
16 Toen kwamen de boden binnen en zie, daar lag de terafim op het bed met het net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan.
17 Saul zeide tot Mikal: Waarom hebt gij mij zo bedrogen, dat gij mijn vijand liet gaan, zodat hij ontkomen is? Maar Mikal zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: laat mij gaan, waarom zou ik u doden?
18 Nadat David gevlucht en ontkomen was, kwam hij bij Samuël te Rama en deelde hem mee al wat Saul hem aangedaan had. Daarop ging hij met Samuël weg en zij bleven te Najot.