17 En Jonatan liet David opnieuw zweren bij zijn liefde voor hem, want hij had hem lief als zichzelf.
18 Daarop zeide Jonatan tot hem: Morgen is het de nieuwe maan; dan zult gij gemist worden, want uw plaats zal ledig blijven.
19 Maar op de derde dag moet gij in ieder geval komen en u begeven naar de plaats, waar gij u verborgen hadt op de dag van die gebeurtenis, en u zetten bij de steen Haëzel.
20 Dan zal ik drie pijlen daarlangs schieten, alsof ik op een doel mikte.
21 En zie, ik zal de jongen opdragen: Ga de pijlen zoeken. Als ik uitdrukkelijk tot de jongen zeg: Zie, de pijlen liggen dichterbij, neem ze – kom dan, want dan is het veilig voor u: dan is er niets, zo waar de Here leeft.
22 Maar indien ik tot de jongeman zeg: Zie, de pijlen liggen verder weg – ga dan heen, want de Here zendt u weg.
23 Wat echter de afspraak betreft, die ik en gij gemaakt hebben, zie, de Here is tussen mij en u voor altijd.