40 Daarna gaf Jonatan zijn wapens aan de jongen die hem vergezelde, en beval hem: Ga heen, breng ze naar de stad.
41 De jongen ging naar huis. Toen kwam David aan de zuidzijde te voorschijn en wierp zich op zijn aangezicht ter aarde en boog zich driemaal neer. Zij kusten elkander en weenden met elkander. Ten slotte vermande David zich.
42 Daarna zeide Jonatan tot David: Ga in vrede; daar wij immers beiden in de naam des Heren elkander gezworen hebben: de Here zal tussen mij en u staan en tussen mijn en uw nakomelingen voor altijd.
43 (David) stond op en ging heen; en Jonatan begaf zich naar de stad.