20 Eén zoon van Achimelek, de zoon van Achitub, Abjatar geheten, ontkwam; en hij vluchtte naar David.
21 Toen Abjatar aan David meedeelde, dat Saul de priesters des Heren gedood had,
22 zeide David tot Abjatar: Omdat de Edomiet Doëg daar was, begreep ik op die dag wel, dat hij het zeker aan Saul zou meedelen. Ik ben de oorzaak van de dood van al uw familieleden.
23 Blijf bij mij, vrees niet; want wie mij naar het leven staat, staat u naar het leven; bij mij zijt gij volkomen veilig.