15 David vernam, dat Saul uitgetrokken was om hem naar het leven te staan. David bevond zich in de woestijn van Zif te Choresa.
16 Toen begaf Jonatan, de zoon van Saul, zich op weg en ging naar David in Choresa. Hij versterkte zijn vertrouwen op God
17 en zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van mijn vader Saul zal u niet vinden; gij zult koning over Israël zijn, en ik zal onmiddellijk onder u staan. Ook mijn vader Saul weet dit maar al te goed.
18 Hierop sloten die beiden een verbond voor het aangezicht des Heren. En David bleef in Choresa, maar Jonatan ging naar zijn huis.
19 Enige Zifieten echter trokken naar Saul in Gibea en zeiden: Weet gij wel, dat David zich bij ons verborgen houdt in de bergvestingen bij Choresa, op de heuvel van Chakila, ten zuiden van de wildernis?
20 Nu dan, indien het u, o koning, behaagt te komen, kom dan; wij nemen op ons, hem aan de koning uit te leveren.
21 Saul zeide: Wees gezegend door de Here, omdat gij met mij begaan zijt.