39 Toen David hoorde, dat Nabal dood was, zeide hij: Geprezen zij de Here, die het rechtsgeding voor de schande, mij door Nabal aangedaan, gevoerd heeft en die zijn knecht van het kwade afgehouden heeft. De Here heeft het kwade van Nabal op diens eigen hoofd doen neerkomen. Daarop zond David boden om er met Abigaïl over te spreken, dat hij haar tot vrouw wilde nemen.