1 Toen David met zijn mannen op de derde dag in Siklag kwam, hadden de Amalekieten een inval gedaan in het Zuiderland en Siklag overvallen; Siklag hadden zij veroverd en met vuur verbrand.
2 En de vrouwen die daar waren, jong en oud, hadden zij gevangengenomen, zonder iemand te doden; zij dreven ze weg en gingen huns weegs.
3 David kwam met zijn mannen bij de stad en zie, zij was met vuur verbrand, en hun vrouwen, zonen en dochters waren gevangengenomen.
4 Toen verhieven David en het volk dat bij hem was, hun stem en weenden, tot zij niet meer wenen konden.
5 Ook de beide vrouwen van David waren gevangengenomen: Achinoam, de Jizreëlitische, en Abigaïl, de vrouw van de Karmeliet Nabal.