10 Toen streden de Filistijnen en Israël werd verslagen. Ieder vluchtte naar zijn tent, en de slachting was zeer groot: van Israël vielen dertigduizend man voetvolk.
11 Ook werd de ark Gods buitgemaakt en de beide zonen van Eli, Chofni en Pinechas, vonden de dood.
12 Een Benjaminiet snelde weg uit de gelederen en bereikte nog op dezelfde dag Silo, in gescheurde klederen en met aarde op zijn hoofd.
13 Toen hij aankwam, zie, Eli zat op zijn stoel aan de kant van de weg in afwachting, want zijn hart was vol zorg over de ark Gods. Toen de man in de stad kwam en het bericht overbracht, ging er een gejammer door de gehele stad.
14 Eli hoorde het jammergeschrei en vroeg: Wat is dat voor een rumoer? De man haastte zich naar Eli en deelde het hem mee.
15 Eli nu was achtennegentig jaar oud en zijn ogen stonden star, zodat hij niet zien kon.
16 De man zeide tot Eli: Ik kom van het slagveld; ik ben vandaag nog van het slagveld gevlucht. Hij zeide: Wat is er gebeurd, mijn zoon?