8 En zij antwoordden hem: Het was iemand met een haren kleed, en een lederen gordel was om zijn lendenen gebonden. Toen zeide hij: Dat is de Tisbiet Elia.
9 Daarop zond hij tot hem een overste over vijftig met zijn vijftigtal. En deze klom tot hem op – want zie, hij zat op een bergtop – en sprak tot hem: Man Gods, de koning beveelt: daal af!
10 Toen antwoordde Elia en sprak tot de overste over vijftig: Indien ik dan een man Gods ben, laat er dan vuur van de hemel afdalen en u en uw vijftigtal verteren. Toen daalde vuur van de hemel en verteerde hem en zijn vijftigtal.
11 Wederom zond hij tot hem een andere overste over vijftig met zijn vijftigtal. En deze nam het woord en zeide tot hem: Man Gods, zo beveelt de koning: haast u, daal af!
12 Toen antwoordde Elia en sprak tot hen: Indien ik een man Gods ben, laat er dan vuur van de hemel afdalen en u en uw vijftigtal verteren. Toen daalde Gods vuur van de hemel en verteerde hem en zijn vijftigtal.
13 Wederom zond hij een derde overste over vijftig met zijn vijftigtal. En deze derde overste over vijftig klom tot hem op, kwam nader en knielde voor Elia; hij smeekte hem en zeide tot hem: Man Gods, laat toch mijn leven en het leven van deze uw vijftig knechten kostbaar zijn in uw ogen.
14 Zie, vuur is van de hemel neergedaald en heeft de eerste twee oversten over vijftig met hun vijftigtallen verteerd. Nu dan, laat mijn leven kostbaar zijn in uw ogen.