33 oostelijk van de Jordaan: het gehele land van Gilead, de Gadieten, de Rubenieten en de Manassieten, van Aroër aan de beek Arnon, zowel Gilead als Basan.
34 Het overige van de geschiedenis van Jehu, alles wat hij gedaan heeft en al zijn dappere daden, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?
35 Jehu ging bij zijn vaderen te ruste en men begroef hem in Samaria; zijn zoon Joachaz werd koning in zijn plaats.
36 De tijd nu, die Jehu over Israël te Samaria geregeerd heeft, was achtentwintig jaar.