19 En de man Gods werd toornig op hem en zeide: Gij hadt vijf- of zesmaal moeten slaan, dan hadt gij Aram verslagen tot vernietiging toe. Maar nu zult gij Aram driemaal verslaan.
20 Daarna stierf Elisa en men begroef hem. Nu plachten de benden van de Moabieten bij het aanbreken van het jaar in het land te komen.
21 Terwijl men eens bezig was iemand te begraven, zie, daar zagen zij een bende: toen wierpen zij de man in het graf van Elisa en liepen weg. En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend, en rees overeind op zijn voeten.
22 Hazaël, de koning van Aram, verdrukte Israël al de dagen van Joachaz.
23 Maar de Here was hun genadig, erbarmde Zich over hen, en keerde Zich weer tot hen ter wille van zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob; Hij wilde hen niet verdelgen en had hen nog niet van voor zijn aangezicht verworpen.
24 Nadat Hazaël, de koning van Aram, gestorven was, werd zijn zoon Benhadad koning in zijn plaats.
25 En Joas, de zoon van Joachaz, heroverde op Benhadad, de zoon van Hazaël, de steden die deze op diens vader Joachaz in de oorlog veroverd had; Joas versloeg hem driemaal en heroverde de steden van Israël.