7 Hij versloeg de Edomieten in het Zoutdal, tienduizend man; in die strijd veroverde hij Sela en het kreeg van hem de naam Jokteël, tot op de huidige dag.
8 Toen zond Amasja boden tot Joas, de zoon van Joachaz, de zoon van Jehu, de koning van Israël, om te zeggen: Kom, laten wij ons met elkander meten!
9 Maar Joas, de koning van Israël, zond aan Amasja, de koning van Juda, dit antwoord: De distel op de Libanon zond tot de ceder op de Libanon de uitnodiging: geef toch uw dochter aan mijn zoon tot vrouw. Maar de dieren des velds op de Libanon kwamen voorbij en vertrapten de distel.
10 Gij hebt Edom geheel verslagen; daardoor heeft uw hart u overmoedig gemaakt. Behoud uw roem en blijf in uw huis. Waarom zoudt gij het ongeluk uitdagen, zodat gij ten val komt, en Juda met u?
11 Doch Amasja luisterde niet. Toen trok Joas, de koning van Israël, op, en zij maten zich met elkander, hij en Amasja, de koning van Juda, te Bet-Semes in Juda.
12 En Juda werd door Israël verslagen en zij vluchtten allen naar hun tenten.
13 Joas nu, de koning van Israël, nam Amasja, de koning van Juda, de zoon van Joas, de zoon van Achazja, te Bet-Semes gevangen. En hij kwam naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, van de Efraïmpoort tot de Hoekpoort, vierhonderd el.