23 In het vijftigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Pekachja, de zoon van Menachem, koning over Israël te Samaria, en regeerde twee jaar.
24 Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven.
25 Zijn hoofdman Pekach, de zoon van Remaljahu, smeedde een samenzwering tegen hem en sloeg hem dood te Samaria, in de burcht van het koninklijk paleis, ook Argob en Arje, met de hulp van vijftig mannen uit de Gileadieten; hij doodde hem en werd koning in zijn plaats.
26 Het overige van de geschiedenis van Pekachja en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.
27 In het tweeënvijftigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Pekach, de zoon van Remaljahu, koning over Israël te Samaria; hij regeerde twintig jaar.
28 Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven.
29 In de dagen van Pekach, de koning van Israël, kwam Tiglatpileser, de koning van Assur, en veroverde Ijjon, Abel-Bet-Maäka, Janoach, Kedes en Hasor, Gilead en Galila, het gehele land van Naftali; en hij voerde de bevolking in ballingschap naar Assur.