34 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad, waar de goden van Sefarwaïm, Hena en Iwwa? Hebben zij soms Samaria uit mijn macht gered?
35 Wie waren er onder al de goden der landen, die hun land uit mijn macht hebben gered, dat de Here Jeruzalem uit mijn macht zou kunnen redden?
36 Maar het volk bleef zwijgen en zij antwoordden hem met geen enkel woord, want het bevel des konings was: Gij zult hem niet antwoorden.
37 Toen kwamen de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Chilkia, de schrijver Sebna, en de kanselier Joach, de zoon van Asaf, met gescheurde klederen tot Hizkia en zij brachten hem de woorden van de maarschalk over.