2 Koningen 7:1-7 NBG51

1 Toen zeide Elisa: Hoort het woord des Heren. Zo zegt de Here: Morgen omtrent deze tijd zal een maat fijn meel een sikkel kosten, en twee maten gerst een sikkel, bij de poort van Samaria.

2 Daarop antwoordde de hoofdman op wiens arm de koning leunde, de man Gods: Ook al zou de Here sluizen in de hemel maken, zou dit dan kunnen geschieden? Maar hij zeide: Zie, gij zult het met eigen ogen aanschouwen, doch daarvan niet eten.

3 Er waren vier melaatse mannen buiten voor de poort; zij zeiden tot elkander: Waarom blijven wij hier, totdat wij sterven?

4 Indien wij zeggen: Wij zullen de stad binnengaan – in de stad is hongersnood, zodat wij daar zullen sterven; en indien wij hier blijven, dan zullen wij ook sterven. Welaan dan, laten wij overlopen naar de legerplaats der Arameeërs. Indien zij ons in leven laten, zullen wij leven; en indien zij ons doden, zullen wij sterven.

5 In de avondschemering stonden zij op om naar de legerplaats der Arameeërs te gaan. Maar toen zij bij de buitenrand van de legerplaats der Arameeërs kwamen, zie, daar was niemand.

6 Want de Here had het leger der Arameeërs een geluid doen horen van wagens en paarden, het geluid van een grote legermacht, zodat zij tot elkander zeiden: Zie, de koning van Israël heeft tegen ons de koningen der Hethieten en van Misraïm gehuurd om ons te overvallen.

7 Daarom waren zij opgesprongen en in de avondschemering gevlucht en hadden hun tenten achtergelaten, ook hun paarden, hun ezels, de hele legerplaats zoals die was; zij waren gevlucht om hun leven te redden.