14 Toen de Ammonieten zagen, dat de Arameeërs gevlucht waren, sloegen zij voor Abisai op de vlucht en trokken zich terug in de stad. Daarna keerde Joab terug van de Ammonieten en kwam te Jeruzalem.
15 Toen de Arameeërs zagen, dat zij tegen Israël de nederlaag geleden hadden, trokken zij zich samen,
16 en Hadadezer liet de Arameeërs die aan de overzijde van de Rivier woonden, uitrukken; zij kwamen te Chelam onder aanvoering van Sobak, de krijgsoverste van Hadadezer.
17 Op dit bericht vergaderde David geheel Israël, trok de Jordaan over en kwam naar Chelam. Toen schaarden de Arameeërs zich in slagorde tegenover David en streden met hem,
18 doch de Arameeërs sloegen voor Israël op de vlucht, en David doodde van de Arameeërs zevenhonderd wagenpaarden en veertigduizend ruiters. Hun krijgsoverste Sobak verwondde hij zó, dat hij daar stierf.
19 Toen al de koningen, de vazallen van Hadadezer, bemerkten, dat zij door Israël verslagen waren, sloten zij vrede met Israël en onderwierpen zich aan hen; en de Arameeërs durfden de Ammonieten niet weer te hulp te komen.