2 Samuël 10:6 NBG51

6 Toen de Ammonieten bemerkten, dat zij zich in een kwade reuk gebracht hadden bij David, zonden zij boden en huurden van de Arameeërs van Bet-Rechob en van de Arameeërs van Soba twintigduizend man voetvolk, en van de koning van Maäka duizend man; en verder de mannen van Tob: twaalfduizend man.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 10

Uitzicht 2 Samuël 10:6 in verband